Wie niet luisteren wil die moet maar voelen 

Het is inmiddels 65 jaar geleden dat ik voor het eerst het levenslicht mocht aanschouwen. Door mijn ouders ben ik daarbij zeker opgevoed met het adagium: wie niet luisteren wil die moet maar voelen. Af en toe was het best wel hard, maar het gaf wel duidelijkheid. Mijn moeder was bereid me 3x te waarschuwen dat ik niet aan de kachel moest komen omdat die heet was. Als ik er dan, eigenwijs als ik was, toch aankwam hoefde ik niet te piepen. Ik heb je gewaarschuwd was dan steevast de reactie. Eigenlijk zou dat ook voor gemeentes moeten gelden.  

In het kader van mijn columns in de rekreavakkrant  heb ik in de afgelopen jaren met een zekere regelmaat artikelen gewijd aan de Toeristenbelasting. Zo schreef ik onder andere columns over het antwoord op de vraag wie de belastingplichtige is in een situatie van op een camping gehuisveste arbeidsmigranten die door uitzendbureaus worden weggezet bij hun opdrachtgevers. Is dan de campingexploitant de belastingplichtige, of toch het uitzendbureau of de uiteindelijke opdrachtgever. Omdat één en ander zeer sterk afhankelijk is van de feiten gaat het op dit vlak bij de gemeentes af en toe hopeloos mis.  Door een gemeente in het zuiden des lands werd in een concrete situatie jarenlang het standpunt ingenomen dat het uitzendbureau de belastingplichtige was voor de Toeristenbelasting. In 2017 wilde het door de gemeente ingeschakelde samenwerkingsverband de belastingplicht verleggen naar de exploitant van de camping. Op basis van een arrest van de Hoge Raad verdedigde ik namens mijn relatie de exploitant van de camping niet de belastingplichtige was. Na bestudering door mij genoemde arrest en de bestudering van de gesloten huurovereenkomsten deelde de heffingsambtenaar mede dat mijn relatie in ieder geval in de jaren 2015 t/m 2017 niet de belastingplichtige voor de Toeristenbelasting was.  

In 2018 benaderde het uitzendbureau in kwestie mij. Inmiddels was er een uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch verschenen waardoor je misschien toch wel genuanceerder tegen de eerdere afspraak aan moest kijken. Het samenwerkingsverband van de gemeentes bleef echter volharden. Zij wisten het tenslotte beter dan het Hof, dat dachten ze althans. Ondanks hun stellige overtuiging werden ze in 2019 door de Rechtbank in het ongelijk gesteld. Na kennisname van deze uitspraak dacht men dit te kunnen repareren door, alle gemaakte afspraken ten spijt, opnieuw de exploitant van de camping aan te slaan. Afgezien van het feit dat er naar mijn stellige overtuiging sprake was van opgewekt vertrouwen dacht men dit bovendien te kunnen doen door 2e en 3e gewone aanslagen op te kunnen leggen. In fiscaal-juridisch Nederland staat dat ongeveer gelijk met vloeken in de kerk. Als over een jaar te weinig belasting is geheven behoor je dat te corrigeren middels het opleggen van een navorderingsaanslag en niet via een gewone aanslag. Het opleggen van zo’n navorderingsaanslag is bovendien gebonden aan allerlei formaliteiten. Bijvoorbeeld dient sprake te zijn van een zogenaamd Nieuw Feit. Ook dat wist het samenwerkingsverband van de gemeentes uiteraard veel beter. Waarom zou je je, als overheidslichaam tenslotte aan de Nederlandse Wetgeving houden?  

Opnieuw ging het Samenwerkingsverband er met boter en suiker bij het Gerechtshof in. Alhoewel de uitspraken van de raadsheren tijdens de zitting over de laatste stellingen veelzeggend waren kwam men daar al niet eens meer aan toe. Op basis van het opgewekte vertrouwen werden de aangespannen procedures opnieuw door de belastingplichtige gewonnen. Voor de gemeente in kwestie toch jammer dat men heeft gemeend de kwestie zo op de spits te moeten drijven.  

Dan geldt toch weer: wie niet luisteren wil die moet maar voelen. 

Heeft u naar aanleiding van deze column vragen of opmerkingen bel dan naar Hans de Willigen 06-15851402 of mail naar hans@dewilligenadvies.nl 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *